dag·licht (het ~ (o.))
1 licht van de dag. Bestaat uit zowel het directe licht van de zon, als het indirecte licht dat via de atmosfeer en de wolken diffuus de aarde bereikt. De duur van het daglicht in een etmaal is afhankelijk van de breedtegraad van de plek op Aarde en het moment van het jaar binnen de seizoenen. Daglicht is belangrijk voor een groot deel van het leven op aarde, het menselijk functioneren en de gezondheid van mensen in het algemeen.

fac·tor (de ~ (m.) meervoud: factoren)
1 (rekenkunde) elk van de getallen die, vermenigvuldigd met elkaar, een bep. product (3) opleveren
2 omstandigheid die invloed op iets uitoefent

daglichtfactor m. (-en)
maat voor de hoeveelheid daglicht op een meetpunt, uitgedrukt on %. Geeft de verhouding weer tussen de gemeten hoeveelheid daglicht in de gebouwde omgeving t.o.v. het vrije veld.

daglicht factoren
het samenstelsel van invloeden die de kwaliteit van het beschikbare daglicht in de gebouwde omgeving bepalen.